BIJVANGST
AMERIKAANSE
DWERGMEERVAL
Naast de
Europese meerval
komen er in ons binnenwater
nog twee soorten meervallen voor:
de zwarte en de bruine Amerikaanse dwergmeerval (respectievelijk Ameiurus
melas en Ameiurus nebulosus; de verschillen zijn echter minimaal). Zoals de naam
aangeeft worden die niet gigantisch groot,
maar slechts 40 cm lang. In de 19e eeuw zijn
deze meervallen uit Noord-Amerika als consumptievis naar Nederland gehaald.
TEKST: PIETER BEELEN
BEELD: JELGER HERDER
Vanaf 1905 werden door de Heidemij bij Valkenswaard Amerikaanse dwergmeervallen gekweekt. Vervolgens zijn ze ook in het wild terechtgekomen, vermoedelijk betreft dit zowel uitzettingen als losgelaten aquariumvissen. De meeste exemplaren worden plaatselijk aangetroffen in Noord-Brabant en Limburg. Daar vinden ze een ideaal leefgebied in de vorm van vennen: dwergmeervallen gedijen prima in troebel water, kunnen goed tegen lage zuurstofwaarden en hoge watertemperaturen, en hebben een voorkeur voor bodems die bedekt zijn met een flinke laag prut.
VETVIN EN STEKELS
Amerikaanse dwergmeervallen hebben net als zalmachtigen een vetvin (een kleine vin tussen de rugvin en de staart). Met deze extra vin onderscheiden ze zich van de Europese meerval. Daarbij is het ook goed om te weten dat dwergmeervallen licht giftige stekels hebben. Die gebruiken ze ter verdediging: bij dreigend gevaar spreiden ze hun – van stekels voorziene – borstvinnen. Ook de rugvin is voorzien van een ferme stekel. Zo kunnen ze flink prikken en zijn ze voor rovers moeilijk door te slikken. Mocht je een dwergmeerval vangen, onthaak de vis dan bij voorkeur zonder deze vast te pakken.
FRANSE NACHTMERRIE
Karpervissers die naar Frankrijk afreizen krijgen de rillingen bij het horen van de naam poisson chat – dwergmeerval in het Frans. Daar vormen ze soms een ware plaag. Ze gedijen goed in warm water en zijn vaak zo talrijk dat het voor een roofvis heel lastig is om in een grote, wervelende kluit meervalletjes een prooi te selecteren. Het gevolg van de talrijk aanwezige dwergmeervalletjes is dat je stek wordt leeggegeten, het aas van de hair wordt gesloopt en er regelmatig een aan de haak hangt. Door te vissen met plastic aas, tijgernoten, of grote, harde boilies met een zoete smaak (vermijd vismeel of vleesproducten) kun je de overlast nog enigszins beperken. Ook kun je het haakaas beschermen tegen de ‘katvisjes’ door dit in te pakken met Armamesh of shrinktube.
Naast de
Europese meerval
komen er in ons binnenwater
nog twee soorten meervallen voor:
de zwarte en de bruine Amerikaanse dwergmeerval (respectievelijk Ameiurus melas en Ameiurus nebulosus; de verschillen zijn
echter minimaal). Zoals de naam
aangeeft worden die niet gigantisch groot, maar slechts 40 cm lang. In de 19e eeuw zijn
deze meervallen uit Noord-Amerika als consumptievis naar Nederland gehaald.
TEKST: PIETER BEELEN
BEELD: JELGER HERDER
BIJVANGST
NIEUW IN NEDERLAND:
De naakthalsgrondel
Vanaf 1905 werden door de Heidemij bij Valkenswaard Amerikaanse dwergmeervallen gekweekt. Vervolgens zijn ze ook in het wild terechtgekomen, vermoedelijk betreft dit zowel uitzettingen als losgelaten aquariumvissen. De meeste exemplaren worden plaatselijk aangetroffen in Noord-Brabant en Limburg. Daar vinden ze een ideaal leefgebied in de vorm van vennen: dwergmeervallen gedijen prima in troebel water, kunnen goed tegen lage zuurstofwaarden en hoge watertemperaturen, en hebben een voorkeur voor bodems die bedekt zijn met een flinke laag prut.
VETVIN EN STEKELS
Amerikaanse dwergmeervallen hebben net als zalmachtigen een vetvin (een kleine vin tussen de rugvin en de staart). Met deze extra vin onderscheiden ze zich van de Europese meerval. Daarbij is het ook goed om te weten dat dwergmeervallen licht giftige stekels hebben. Die gebruiken ze ter verdediging: bij dreigend gevaar spreiden ze hun – van stekels voorziene – borstvinnen. Ook de rugvin is voorzien van een ferme stekel. Zo kunnen ze flink prikken en zijn ze voor rovers moeilijk door te slikken. Mocht je een dwergmeerval vangen, onthaak de vis dan bij voorkeur zonder deze vast te pakken.
FRANSE NACHTMERRIE
Karpervissers die naar Frankrijk afreizen krijgen de rillingen bij het horen van de naam poisson chat – dwergmeerval in het Frans. Daar vormen ze soms een ware plaag. Ze gedijen goed in warm water en zijn vaak zo talrijk dat het voor een roofvis heel lastig is om in een grote, wervelende kluit meervalletjes een prooi te selecteren. Het gevolg van de talrijk aanwezige dwergmeervalletjes is dat je stek wordt leeggegeten, het aas van de hair wordt gesloopt en er regelmatig een aan de haak hangt. Door te vissen met plastic aas, tijgernoten, of grote, harde boilies met een zoete smaak (vermijd vismeel of vleesproducten) kun je de overlast nog enigszins beperken. Ook kun je het haakaas beschermen tegen de ‘katvisjes’ door dit in te pakken met Armamesh of shrinktube.