UITGEKIEND SNOEKEN

met dood aas

TEKST: PIETER BEELEN
FOTOGRAFIE: FRANK VAN DER BURG
CAMERA: BLACKWATER FILMS

De wintermaanden staan bij Aswin Doggen (51) in het teken van de snoek. Met een uitgekiend systeem – waarbij de veiligheid van de vis vooropstaat – en dode zeevis zoals makreel vist hij gericht op de grote exemplaren. In de Biesbosch keek Hét VISblad het kunstje op een zonnige winterdag bij hem af.

HOW TO

Bij sterke stroming wisselt Aswin om de drie uur van aasvis zodat het geurspoor vers blijft

De zorg voor
de vis staat voorop, dus gebruikt Aswin een groot rubberen schepnet, cradle, onthaakmat, sterke kniptang en extra lange
onthaaktang

SNEL AANSLAAN
Bij het weer in orde brengen van de spullen stipt Aswin aan dat aanbeten nogal van karakter kunnen verschillen. “Die vis van zojuist beet wel goed door, maar de grote ‘snoekdames’ bijten vaak voorzichtiger. Die geven eerst een tik – en laten bij weerstand de aasvis los – en doen er wat langer over om de makreel goed te pakken. Daar komt de mare vandaan dat je een snoek minutenlang door moet laten bijten. Maar dat is echt iets van vroeger, toen ze nog snoek aten. Dat is niet meer van deze tijd”, licht de Eschenaar toe. “Kijk een middelste zaagbek!”, roept hij na het zien van een zwart-wit gekleurde vogel. De focus gaat snel op de hengel als er een piep klinkt. Direct staat Aswin paraat. Deze vis is echter heel voorzichtig en neemt geen lijn. Gespannen wacht hij af, de lijn tussen duim en wijsvinger geklemd. Zodra hij wat kleine knabbels voelt besluit hij de haak te zetten. Dat mislukt, want hij slaat een gat in de lucht. “Nou, mooi is dat: sta ik net te vertellen dat ik bijna nooit een aanbeet mis”, zegt hij lachend. Nadere inspectie van de aasvis laten tandafdrukken in de buik zien die mogelijk van snoekbaars afkomstig zijn. Het zonnetje doet inmiddels flink zijn best en verdrijft de rijp op de grond, maar de snoeken geven geen sjoege meer. Daarom stelt Aswin voor om te verkassen naar de tweede stek en daar, zodra de hengels op de steunen liggen, even een hapje te eten.

GEHEIME GEEP
Op de tweede spot mikt Aswin zijn aasvissen tussen de pijlers van een brug en in een geul. Nog voordat de eerste hamburger uit de verpakking is gehaald, volgt er al een piep. Wind of stroming, wellicht? De flinke tik op de hengeltop laat echter niets te raden over. Als de snoek met de aasvis weg zwemt, slaat Aswin aan op een massief gewicht. Desondanks verloopt de dril bijzonder soepel en kan hij de vis vrij vlot scheppen. “Geen metervis, maar wel een mooi exemplaar”, zegt-ie met een timmermansoog terwijl hij een emmer water over de snoek uitgiet. In de cradle kan hij de vis goed nathouden en snel onthaken – mede dankzij de tang met een extra lange bek. Voor het meten verhuist de vis kortstondig naar de onthaakmat. Met 95 centimeter noteren we een vliegende start op deze nieuwe stek. “Deze was er heel snel bij, maar het loont om een stek wat langer de tijd te geven zodat de snoek het geurspoor van de aasvis kan oppikken. Gedurende een sessie verkas ik dan ook maximaal één keer. Met name grote snoeken hangen soms uren rond in de buurt van de aasvis voordat ze toehappen.” Op deze stek zitten meerdere vissen, want al snel krijgt Aswin weer een aanbeet. Dit keer blijft de vis plompverloren op de stek liggen, maar zodra er voorzichtig van het aas wordt geknabbeld zet hij de haak. In de stroming geeft de snoek aardig wat weerwerk, al moet die uiteindelijk toch capituleren. Opnieuw glijdt een mooie 90’er in het net. Dan valt op dat de aasvis – die buiten de bek hangt – dit keer geen makreel is. “Op de rechterhengel had ik een soort geepje zitten. Die zijn lekker stevig, dat is wel prettig in deze forse stroming”, licht Aswin toe.

Vette zeevis
heeft vanwege de sterke
geur Aswin’s voorkeur bij
het vissen met
dood aas

>> BEGINNERSFOUTEN
Bij het op snoek vissen met dood aas zijn er een paar veelgemaakte fouten. Aswin benoemt hieronder kort de belangrijkste.

Vissen met te licht materiaal: je moet zorgen dat je de vis in alle omstandigheden de baas kunt, ook als dit exemplaren van meer dan een meter op topgewicht zijn.
Fluorocarbon of nylon als onderlijn: daarmee ga je het niet redden, voor het vissen met een dode aasvis heb je echt staaldraad nodig.
Te lang wachten met het zetten van de haak: dat is vragen om problemen. Zodra je voelt dat de vis van het aas ‘knabbelt’ zet je direct en resoluut de haak.
Te grote dreggen gebruiken: die zijn nergens voor nodig. Ze prikken niet beter en je slaat de haak minder makkelijk uit de aasvis.
Te korte/kleine onthaaktang: die schieten letterlijk te kort bij een grote snoek. Zorg dat je altijd in staat bent om de vis snel en probleemloos te onthaken.

MET HET GETIJ MEE
Het water stroomt inderdaad op een pittig tempo door de kreek. “Net voor het einde van het afgaand tij trekt de stroming nog even aan, om vervolgens af te zwakken en daarna kort stil te staan voordat het tij weer opkomt. Het verschil tussen hoog- en laagwater bedraagt in de Biesbosch meestal zo’n 50 tot 60 centimeter. Die waterverplaatsing is ook van invloed op het zwem- en aasgedrag van de vis. Juist de momenten van overgang in het getij zijn top voor het vangen van snoek.” Daarom wil Aswin het staartje van het afgaand water niet missen – ‘wie weet pakken we een mooie metervis als afsluiter’. De zon zakt inmiddels langzaam richting de horizon en de temperatuur daalt voelbaar. Vlak voor het einde van de sessie komt de hengel in de geul tot leven. Een vis van zo’n tachtig centimeter wordt na de dril vlug onthaakt en teruggezet. “Kijk, daar boven die bomen: een bruine kiekendief”, bewijst Aswin nogmaals dat niets aan zijn arendsogen ontsnapt. Dan is het tij eruit en de tijd op. Met drie bijzondere vogelsoorten en vier snoeken is hij meer dan tevreden. “Alleen al met dit weer in de natuur zijn is puur genieten. De rest is bonus.” Bij dit artikel hebben we ook een bonus, in de vorm van een video. Check de nieuwe aflevering van VISblad TV op youtube.com/sportvisserijnl of facebook.com/sportvisserijnl voor meer praktische tips over het vissen met dood aas.

Hier zie je stap voor stap hoe Aswin een dode aasvis prepareert en aan zijn montage bevestigt. Het geheel is stevig en compact, maar bij het aanslaan komen de haken snel los.

“Daar is-ie!”, roept Aswin terwijl hij in de verte wijst. Dat hij de zeearend zo snel spotte, is met talloze visuren in de Biesbosch achter zijn naam geen toeval. “Je kon aan de onrust in de natuur merken dat er iets aan de hand was. De ganzen waren hoorbaar in paniek en vlogen verstoord op en neer. Toen wist ik al dat de ‘vliegende staldeur’ zich wel eens kon laten zien,” vertelt de Brabander terwijl hij zijn hengels optuigt. Nog nagenietend laat Aswin weten dat het de laatste weken in de Biesbosch taai was qua vangsten. “De fors wisselende temperatuur en waterstand brachten de snoeken wat van slag, zodat ze de kaken stijf op elkaar hielden. Terwijl deze periode normaal gesproken goed is. Vanuit de Merwede en de Bergsche Maas trekt de snoek in het najaar de Biesbosch in, om die pas na de paai in het vroege voorjaar weer te verlaten.” Voor vandaag heeft hij twee stekken in het vizier. De eerste spot is een ondiepe zijtak van een vaarweg. “Hier is het maar anderhalf tot twee meter diep, zodat het water sneller opwarmt. Dat is na deze koude nacht wel zo praktisch”, zegt Aswin terwijl hij de tas met aasvissen opentrekt.

‘MAKREEL SPECIAAL’
Uit het assortiment pakt Aswin direct een makreel. “Die ruiken sterk vanwege de vetten, zijn stevig zodat ze tijdens de worp goed op de haak blijven zitten en toch zacht genoeg om bij een aanbeet de haak eruit te slaan.” Met een Stanleymes verwijdert hij de kop en de staart zodat het bloed er aan twee kanten uit lekt en er meer geur in het water komt. Vervolgens prikt hij de haakpunt van de eerste dreg vlak bij de staartwortel, de tweede dreg komt in de flank van de makreel. Dan maakt Aswin een kleine inkeping in de buik van de aasvis en haalt hij een elastiekje – dat normaal wordt gebruikt voor dreadlocks – tevoorschijn. Dit klemt hij om de aasvis en onderlijn heen en wordt verankerd in de inkeping. “Mocht de onderste dreg onverhoopt los komen, dan zit de haak in ieder geval nog dicht tegen de aasvis aan en gaat deze niet ‘rondfladderen’.” Met een flinke zwiep van de 3 ¼ lbs hengel plonst de makreel op de stek in het water. “Het voordeel van dit systeem is dat je bij een aanbeet snel kunt aanslaan en dat je – na wat oefening – bijna nooit mis slaat”, licht Aswin toe als hij met de molenbeugel open de lijn in de hanger clipt.

ZONDER WEERSTAND
“Bij een aanbeet trekt de snoek de lijn uit de clip en kan die zonder weerstand te voelen wegzwemmen met de aasvis. Ook van het werpgewicht voelt hij niets, want het is een schuivend systeem”, doet de ervaren snoekvisser de werking hiervan uit de doeken. Op een praktijkvoorbeeld van hoe een en ander precies werkt hoeven we niet lang te wachten. Vanuit zijn stoel heeft Aswin de oranje gekleurde lijn en hengeltop al zien bewegen voordat de beetmelder piept. Meteen pakt hij de hengel op. De lijn is al uit de clip getrokken, die houdt hij nu tussen duim en wijsvinger vast om te voelen wat er gebeurt. Zodra de vis lijn neemt, sluit Aswin direct de beugel en zet hij de haak. De hengel gaat krom en de vis – ondanks het koude water – twee keer fors door de slip. Vrij vlot kan hij een mooie snoek van 91 centimeter scheppen. “Een zeearend in de lucht en een snoek op de kant, je kunt de dag slechter beginnen”, zegt Aswin terwijl hij de vis met net en al in de cradle legt. Wanneer hij ziet dat een van de dreggen in het net verstrikt is geraakt, pakt hij direct de kniptang om de onderlijn door te knippen. “Met een dreg in de bek  en de ander in het net, kan de boel gaan wrikken als de snoek een ‘krokodillenrol’ maakt. Om gedoe te voorkomen knip ik de onderlijn liever kapot.” De vis is in no time onthaakt en mag na een snel plaatje weer zwemmen.

MATERIAAL

Hengel: 3.60 meter lang, testcurve
3¼ lbs

Molen: 4000 tot 6000 formaat

Hoofdlijn: 23/00 (18 kg trekkracht) gevlochten lijn

Voorslag: drie meter 50/00 fluorocarbon

Werpgewicht: 50 tot 120 gram, afhankelijk van de stroming

Onderlijn: 30-40 cm Strand 49 met 18 kilo trekkracht (kinkt minder snel), twee dreggen maat 4, tonwartel maat 6, sleeves, anti-tangle tubes en 40 cm 55/00 fluorocarbon

Beetindicatie: snoekswingers + elektronische beetmelders

Landingsnet: groot en stevig net met grote rubberen mazen

Fishcare: ruime cradle en eventueel een onthaakmat voor het meten

Tangen: sterke kniptang en onthaaktang met een extra lange bek

UITGEKIEND SNOEKEN

TEKST: PIETER BEELEN
FOTOGRAFIE: FRANK VAN DER BURG
CAMERA: BLACKWATER FILMS

De wintermaanden staan bij Aswin Doggen (51) in het teken van de snoek. Met een uitgekiend systeem – waarbij de veiligheid van de vis vooropstaat – en dode zeevis zoals makreel vist hij gericht op de grote exemplaren. In de Biesbosch keek Hét VISblad het kunstje op een zonnige winterdag bij hem af.

met dood aas

HOW TO

Hier zie je stap voor stap hoe Aswin een dode aasvis prepareert en aan zijn montage bevestigt. Het geheel is stevig en compact, maar bij het aanslaan komen de haken snel los.

Vette zeevis
heeft vanwege de sterke
geur Aswin’s voorkeur bij
het vissen met
dood aas

>> BEGINNERSFOUTEN
Bij het op snoek vissen met dood aas zijn er een paar veelgemaakte fouten. Aswin benoemt hieronder kort de belangrijkste.

Vissen met te licht materiaal: je moet zorgen dat je de vis in alle omstandigheden de baas kunt, ook als dit exemplaren van meer dan een meter op topgewicht zijn.
Fluorocarbon of nylon als onderlijn: daarmee ga je het niet redden, voor het vissen met een dode aasvis heb je echt staaldraad nodig.
Te lang wachten met het zetten van de haak: dat is vragen om problemen. Zodra je voelt dat de vis van het aas ‘knabbelt’ zet je direct en resoluut de haak.
Te grote dreggen gebruiken: die zijn nergens voor nodig. Ze prikken niet beter en je slaat de haak minder makkelijk uit de aasvis.
Te korte/kleine onthaaktang: die schieten letterlijk te kort bij een grote snoek. Zorg dat je altijd in staat bent om de vis snel en probleemloos te onthaken.

MET HET GETIJ MEE
Het water stroomt inderdaad op een pittig tempo door de kreek. “Net voor het einde van het afgaand tij trekt de stroming nog even aan, om vervolgens af te zwakken en daarna kort stil te staan voordat het tij weer opkomt. Het verschil tussen hoog- en laagwater bedraagt in de Biesbosch meestal zo’n 50 tot 60 centimeter. Die waterverplaatsing is ook van invloed op het zwem- en aasgedrag van de vis. Juist de momenten van overgang in het getij zijn top voor het vangen van snoek.” Daarom wil Aswin het staartje van het afgaand water niet missen – ‘wie weet pakken we een mooie metervis als afsluiter’. De zon zakt inmiddels langzaam richting de horizon en de temperatuur daalt voelbaar. Vlak voor het einde van de sessie komt de hengel in de geul tot leven. Een vis van zo’n tachtig centimeter wordt na de dril vlug onthaakt en teruggezet. “Kijk, daar boven die bomen: een bruine kiekendief”, bewijst Aswin nogmaals dat niets aan zijn arendsogen ontsnapt. Dan is het tij eruit en de tijd op. Met drie bijzondere vogelsoorten en vier snoeken is hij meer dan tevreden. “Alleen al met dit weer in de natuur zijn is puur genieten. De rest is bonus.” Bij dit artikel hebben we ook een bonus, in de vorm van een video. Check de nieuwe aflevering van VISblad TV op youtube.com/sportvisserijnl of facebook.com/sportvisserijnl voor meer praktische tips over het vissen met dood aas.

De zorg voor
de vis staat voorop, dus gebruikt Aswin een groot rubberen schepnet, cradle, onthaakmat, sterke kniptang en extra lange
onthaaktang

SNEL AANSLAAN
Bij het weer in orde brengen van de spullen stipt Aswin aan dat aanbeten nogal van karakter kunnen verschillen. “Die vis van zojuist beet wel goed door, maar de grote ‘snoekdames’ bijten vaak voorzichtiger. Die geven eerst een tik – en laten bij weerstand de aasvis los – en doen er wat langer over om de makreel goed te pakken. Daar komt de mare vandaan dat je een snoek minutenlang door moet laten bijten. Maar dat is echt iets van vroeger, toen ze nog snoek aten. Dat is niet meer van deze tijd”, licht de Eschenaar toe. “Kijk een middelste zaagbek!”, roept hij na het zien van een zwart-wit gekleurde vogel. De focus gaat snel op de hengel als er een piep klinkt. Direct staat Aswin paraat. Deze vis is echter heel voorzichtig en neemt geen lijn. Gespannen wacht hij af, de lijn tussen duim en wijsvinger geklemd. Zodra hij wat kleine knabbels voelt besluit hij de haak te zetten. Dat mislukt, want hij slaat een gat in de lucht. “Nou, mooi is dat: sta ik net te vertellen dat ik bijna nooit een aanbeet mis”, zegt hij lachend. Nadere inspectie van de aasvis laten tandafdrukken in de buik zien die mogelijk van snoekbaars afkomstig zijn. Het zonnetje doet inmiddels flink zijn best en verdrijft de rijp op de grond, maar de snoeken geven geen sjoege meer. Daarom stelt Aswin voor om te verkassen naar de tweede stek en daar, zodra de hengels op de steunen liggen, even een hapje te eten.

GEHEIME GEEP
Op de tweede spot mikt Aswin zijn aasvissen tussen de pijlers van een brug en in een geul. Nog voordat de eerste hamburger uit de verpakking is gehaald, volgt er al een piep. Wind of stroming, wellicht? De flinke tik op de hengeltop laat echter niets te raden over. Als de snoek met de aasvis weg zwemt, slaat Aswin aan op een massief gewicht. Desondanks verloopt de dril bijzonder soepel en kan hij de vis vrij vlot scheppen. “Geen metervis, maar wel een mooi exemplaar”, zegt-ie met een timmermansoog terwijl hij een emmer water over de snoek uitgiet. In de cradle kan hij de vis goed nathouden en snel onthaken – mede dankzij de tang met een extra lange bek. Voor het meten verhuist de vis kortstondig naar de onthaakmat. Met 95 centimeter noteren we een vliegende start op deze nieuwe stek. “Deze was er heel snel bij, maar het loont om een stek wat langer de tijd te geven zodat de snoek het geurspoor van de aasvis kan oppikken. Gedurende een sessie verkas ik dan ook maximaal één keer. Met name grote snoeken hangen soms uren rond in de buurt van de aasvis voordat ze toehappen.” Op deze stek zitten meerdere vissen, want al snel krijgt Aswin weer een aanbeet. Dit keer blijft de vis plompverloren op de stek liggen, maar zodra er voorzichtig van het aas wordt geknabbeld zet hij de haak. In de stroming geeft de snoek aardig wat weerwerk, al moet die uiteindelijk toch capituleren. Opnieuw glijdt een mooie 90’er in het net. Dan valt op dat de aasvis – die buiten de bek hangt – dit keer geen makreel is. “Op de rechterhengel had ik een soort geepje zitten. Die zijn lekker stevig, dat is wel prettig in deze forse stroming”, licht Aswin toe.

MATERIAAL

Hengel: 3.60 meter lang, testcurve
3¼ lbs

Molen: 4000 tot 6000 formaat

Hoofdlijn: 23/00 (18 kg trekkracht) gevlochten lijn

Voorslag: drie meter 50/00 fluorocarbon

Werpgewicht: 50 tot 120 gram, afhankelijk van de stroming

Onderlijn: 30-40 cm Strand 49 met 18 kilo trekkracht (kinkt minder snel), twee dreggen maat 4, tonwartel maat 6, sleeves, anti-tangle tubes en 40 cm 55/00 fluorocarbon

Beetindicatie: snoekswingers + elektronische beetmelders

Landingsnet: groot en stevig net met grote rubberen mazen

Fishcare: ruime cradle en eventueel een onthaakmat voor het meten

Tangen: sterke kniptang en onthaaktang met een extra lange bek

Bij sterke stroming wisselt Aswin om de drie uur van aasvis zodat het geurspoor vers blijft

“Daar is-ie!”, roept Aswin terwijl hij in de verte wijst. Dat hij de zeearend zo snel spotte, is met talloze visuren in de Biesbosch achter zijn naam geen toeval. “Je kon aan de onrust in de natuur merken dat er iets aan de hand was. De ganzen waren hoorbaar in paniek en vlogen verstoord op en neer. Toen wist ik al dat de ‘vliegende staldeur’ zich wel eens kon laten zien,” vertelt de Brabander terwijl hij zijn hengels optuigt. Nog nagenietend laat Aswin weten dat het de laatste weken in de Biesbosch taai was qua vangsten. “De fors wisselende temperatuur en waterstand brachten de snoeken wat van slag, zodat ze de kaken stijf op elkaar hielden. Terwijl deze periode normaal gesproken goed is. Vanuit de Merwede en de Bergsche Maas trekt de snoek in het najaar de Biesbosch in, om die pas na de paai in het vroege voorjaar weer te verlaten.” Voor vandaag heeft hij twee stekken in het vizier. De eerste spot is een ondiepe zijtak van een vaarweg. “Hier is het maar anderhalf tot twee meter diep, zodat het water sneller opwarmt. Dat is na deze koude nacht wel zo praktisch”, zegt Aswin terwijl hij de tas met aasvissen opentrekt.

‘MAKREEL SPECIAAL’
Uit het assortiment pakt Aswin direct een makreel. “Die ruiken sterk vanwege de vetten, zijn stevig zodat ze tijdens de worp goed op de haak blijven zitten en toch zacht genoeg om bij een aanbeet de haak eruit te slaan.” Met een Stanleymes verwijdert hij de kop en de staart zodat het bloed er aan twee kanten uit lekt en er meer geur in het water komt. Vervolgens prikt hij de haakpunt van de eerste dreg vlak bij de staartwortel, de tweede dreg komt in de flank van de makreel. Dan maakt Aswin een kleine inkeping in de buik van de aasvis en haalt hij een elastiekje – dat normaal wordt gebruikt voor dreadlocks – tevoorschijn. Dit klemt hij om de aasvis en onderlijn heen en wordt verankerd in de inkeping. “Mocht de onderste dreg onverhoopt los komen, dan zit de haak in ieder geval nog dicht tegen de aasvis aan en gaat deze niet ‘rondfladderen’.” Met een flinke zwiep van de 3 ¼ lbs hengel plonst de makreel op de stek in het water. “Het voordeel van dit systeem is dat je bij een aanbeet snel kunt aanslaan en dat je – na wat oefening – bijna nooit mis slaat”, licht Aswin toe als hij met de molenbeugel open de lijn in de hanger clipt.

ZONDER WEERSTAND
“Bij een aanbeet trekt de snoek de lijn uit de clip en kan die zonder weerstand te voelen wegzwemmen met de aasvis. Ook van het werpgewicht voelt hij niets, want het is een schuivend systeem”, doet de ervaren snoekvisser de werking hiervan uit de doeken. Op een praktijkvoorbeeld van hoe een en ander precies werkt hoeven we niet lang te wachten. Vanuit zijn stoel heeft Aswin de oranje gekleurde lijn en hengeltop al zien bewegen voordat de beetmelder piept. Meteen pakt hij de hengel op. De lijn is al uit de clip getrokken, die houdt hij nu tussen duim en wijsvinger vast om te voelen wat er gebeurt. Zodra de vis lijn neemt, sluit Aswin direct de beugel en zet hij de haak. De hengel gaat krom en de vis – ondanks het koude water – twee keer fors door de slip. Vrij vlot kan hij een mooie snoek van 91 centimeter scheppen. “Een zeearend in de lucht en een snoek op de kant, je kunt de dag slechter beginnen”, zegt Aswin terwijl hij de vis met net en al in de cradle legt. Wanneer hij ziet dat een van de dreggen in het net verstrikt is geraakt, pakt hij direct de kniptang om de onderlijn door te knippen. “Met een dreg in de bek  en de ander in het net, kan de boel gaan wrikken als de snoek een ‘krokodillenrol’ maakt. Om gedoe te voorkomen knip ik de onderlijn liever kapot.” De vis is in no time onthaakt en mag na een snel plaatje weer zwemmen.

Sportvisserij Nederland

Hét VISblad online magazine
Volledig scherm